Androniscus dentiger
Nederlandse naam: Juweeltje
Beschrijving:
Een roodroze of zalmroze tot oranje gekleurde pissebed met twee gele banden overheen de rug. Volwassen dieren zijn hierdoor niet te verwarren met andere inheemse soorten. Het oog bestaat uit één grote zwarte ocellus. De flagel van de antenne bestaat uit een onduidelijk aantal te onderscheiden leedjes. Het lichaam is bedekt door vele scherpe bobbeltjes die ook in het veld duidelijk te zien zijn. Deze bobbeltjes staan op pereioniet 2 tot 4 in drie dwarsgeplaatste rijen. In alcohol vervaagt de kleur. Bij microscopisch onderzoek zijn het eerste pleopodenpaar van het mannetje en de uitstulpingen op het einde van de merus van de zevende poot van het mannetje kenmerkend. Juveniele dieren zijn in het veld makkelijk te verwarren met drieoogjes (voornamelijk Wit drieoogje) of pissebedjes van het genus Trichoniscoides, maar het grote zwarte oog van het Juweeltje blijft dan het beste onderscheidende kenmerk. 5,5 – 6,5 mm.
Habitat
In Wallonië vinden we de soort zelden in natuurlijk habitat, in Vlaanderen nooit. Onder natuurlijke omstandigheden kan het Juweeltje aangetroffen worden in vochtig loofbos op kalkrijke grond. Dan meestal aan de oevers van beken en rivieren. Mogelijks een belangrijk natuurlijk habitat zijn grotten. In grotten zijn de dieren dan vaak veel witter van kleur. In eerder halfnatuurlijk habitat zoals oude groeves en loofbossen in de dichte nabijheid van bebouwing zijn er al locaties waar Juweeltje voorkomt maar het merendeel van de waarnemingen gebeurde in bebouwde omgevingen. Daar wordt de soort gevonden in tuinen, parken, kerkhoven, wegbermen in dorps- en stadskernen en boerderijen. Juweeltje lijkt sterk kalkminnend, zowel in natuurlijk habitat als in bebouwde omgeving. Aan oude tuin- of parkmuren gemetst met een kalkmortel kunnen bijvoorbeeld grote populaties Juweeltje aangetroffen worden. De soort is het beste te vinden door stenen en houtblokken om te draaien in parken en tuinen met oud metselwerk, op kerkhoven, in en rond oude boerderijen. Onder natuurlijke omstandigheden kan de soort het best gevonden worden door grond van beekoevers te zeven of stenen en dood hout in deze vochtige plekken om te draaien.
Verspreiding in België
Algemeen in de leemstreek, Condroz en Fagne-Famenne. Daarbuiten zeldzaam tot erg zeldzaam en verspreid voorkomend.
EN
Common in the loam area, Condroz and Fagne-Famenne. Rare in the other parts of the country. Most often (and north of the loam area exclusively) found under anthropogenic circumstances like graveyards, gardens and old farms. Sometimes found in natural habitat like river edges on calcium rich soils and caves in the south of the country.
FR
Commun dans la région limoneuse, le Condroz et la Fagne-Famenne. Rare dans les autres parties du pays. Le plus souvent (et au nord de la zone limoneuse exclusivement) trouvé en milieu anthropique (cimetières, jardins et anciennes fermes). Dans le sud du pays, l’espèce se trouve parfois dans des habitats naturels comme les bords de rivières sur sol calcareux et les grottes.
Verspreiding in buurlanden
De soort komt voor in Europa en Noord-Afrika, maar kan in verschillende delen van de wereld gevonden worden in verwarmde kassen.
Literatuur
Vandel (1960, 1962), Gruner (1966), Hopkin (1991), Berg & Wijnhoven (1997).