Armadillidium pulchellum
Nederlandse naam: Prachtoproller
Beschrijving:
Net als Kleuroproller een donkergekleurde oprolpissebed, met gele vlekken en kastanjebruine banden aan de achterrand van elk lichaamssegment. Heeft net als Kleuroproller een zwarte vlek op de zijkanten van het zevende lichaamssegment. Prachtoproller is duidelijk kleiner dan volwassen exemplaren van Kleuroproller. De achterhoek van het eerste lichaamssegment is afgesneden, in tegenstelling tot bij Kleuroproller, waar het lichaamssegment in een punt loopt. Hierdoor zijn met een stereomicroscoop ook juveniele dieren te onderscheiden van Kleuroproller omdat er altijd wel een kleine knik in de zijrand van het eerste lichaamssegment zit. De frontale driehoek (scutellum) tussen de ogen loopt met een richel volledig door onder de ogen waardoor twee richels te zien zijn. Het telson is breed en duidelijk stomp. Tot 7 mm (3 mm opgerold).
Habitat:
In België is dit een echte bossoort van enigszins vochtige gemengde loofbossen. Habitat enigszins vergelijkbaar met Kleuroproller, maar Prachtoproller lijkt zuur habitat meer te vermijden. Ondanks dat beide soorten in min of meer dezelfde habitats gevonden worden, gebeurt het slechts erg zelden dat ze samen waargenomen worden. Prachtoproller is in België niet gebonden aan kalk en komt verspreid voor in zowel kalkrijke als kalkarmere bossen. Komt in de Kempen en de Westhoek enkel voor in Ferrarisbossen (percelen die al sinds de 18e eeuw bebost zijn) en lijkt in Vlaanderen dus goed te kunnen standhouden in oude bosrelicten. Komt net als Kleuroproller vaak boven de grond voor en dan vooral tussen mos en tussen stamrichels op levende bomen, maar ook onder schors van dode bomen. De soort is daarom relatief goed te inventariseren door mos van dode of levende bomen te schrapen en te zeven. Ook via het zeven van strooisel is de soort te vinden. De soort wordt nooit buiten bossen gevonden.
Verspreiding in België:
Zeldzaam in de zand-, leem-, en zandleemstreek. Vrij algemeen ten zuiden van Samber en Maas.
EN
Rare in the sand, loam and sand-loam regions, rather common south of Sambre and Meuse. A typical forest species in Belgium occurring in mixed broadleaf forests. Seems to be a good indicator of ancient forest remnants in northern Belgium. Often found underneath loose bark of dead trees and within the moss layer or bark fissures on trees. Not under anthropogenic circumstances.
FR
Rare dans les régions sablonneuse, sablo-limoneuse et limoneuse, assez commun au sud du sillon Sambre-et-Meuse. Espèce typiquement forestière en Belgique présente dans les forêts mixtes de feuillus. Semble être un bon indicateur des vestiges de forêts anciennes dans le nord du pays. Souvent trouvé sous l’écorce meuble des arbres morts et dans la couche de mousse sur les arbres ou dans les fissures de l’écorce. Absent en milieu anthropique.
Verspreiding in buurlanden:
Een Europese soort die ontbreekt in Zuid-Europa.
Literatuur:
Vandel (1960, 1962), Gruner (1966), Hopkin (1991), Berg & Wijnhoven (1997).