Philoscia affinis
Nederlandse naam: Bleke mospissebed
Beschrijving:
Een licht bruingrijze soort met een sterk gevlekt lichaam. De kop heeft dezelfde kleur als het lichaam en er is geen opvallend geel vlekje langs de achterrand van de kop. Over de rug loopt een bruine middenstreep. Over de epimeren lopen aan iedere kant twee lichtere stippellijnen en de voorhoeken van de epimeren hebben een lichte vlek. Het pereion gaat in een hoek over in het pleon. Antenneflagel met drie paar leedjes. Pleopodale longen ontbreken. Het voornaamste onderscheidende kenmerk met Mospissebed is de haak aan de basis van de merus van de zevende poot van de mannetjes. Deze haak ligt niet tegen de poot gevouwen, maar is afstaand. Dit kenmerk kan het best onder een stereomicroscoop bekeken worden en is het best te zien als de poot losgemaakt wordt en lateraal bekeken wordt. 7 – 12 mm.
Habitat:
Bleke mospissebed wordt enkel aangetroffen in loofbossen, in hoofdzaak inlandse eikenbossen en eiken-beukenbossen. Enkele observaties komen uit elzenbroekbos, haagbeukenbossen en zuivere beukenbossen. De soort wordt uitzonderlijk in erg droge of erg vochtige bossen gevonden. Bleke mospissebed wordt vaak samen met Mospissebed aangetroffen en voorzichtigheid is dan ook geboden bij determinaties. De soort kan dan het best gevonden worden door strooisel te zeven in geschikt habitat. In eikenbossen is de soort vaak het meest talrijk aan de voet van eikenbomen en dan specifiek het deel dat naar het zuiden geëxposeerd is.
Verspreiding in België:
Komt verspreid doorheen het land voor, maar ontbreekt in het noorden van Vlaanderen, in Limburg en de Lorraine. Zeldzaam in de Ardennen.
EN:
Found across most of the country but absent from the north, the Lorraine and large parts of the Ardennes. Typically found in old native Oak forests, but also in Common alder, Beech and Hornbeam forest. At microsite level, it is mostly found in the tree litter at the southern site of the trunk of living oaks. Only discovered for the first time in 2014 but re-examination of old collections showed that the species was already present in 1938.
FR:
Trouvé un peu partout dans le pays mais absent du nord, de la Lorraine et de grandes parties de l’Ardenne. On le trouve typiquement dans les vieilles forêts de chênes indigènes, mais aussi dans celles d’aulnes glutineux, de hêtres et de charmes. Au niveau du microsite, c’est dans la litière au sud des troncs des chênes vivants qu’on le trouve principalement. Même s’il n’a été découvert qu’en 2014, l’examen d’anciennes collections a montré qu’il était déjà présent en 1938.
Verspreiding in buurlanden:
In Europa voornamelijk een Atlantische soort die voorkomt van westelijk Duitsland over o.a. Nederland, België, Ierland, UK, Frankrijk, Slovenië, Kroatië tot Noord Spanje en Italië. De soort is ook in Noord-Afrika gevonden. Oostelijk gaat de soort tot Oostenrijk en Hongarije.
Literatuur:
Vandel (1960, 1962), Gruner (1966).