Hyloniscus riparius
Nederlandse naam: Oeverpissebed
Beschrijving:
Een kleine donkerpaarse tot roodbruine soort die sterk lijkt op de “paarse drieoogjes”. Vrouwelijke Oeverpissebedden zijn echter een stuk groter dan de grootste drieoogjes. Ook zijn ze donkerder van kleur met vaak een grote, lichte, gelige vlek aan de basis van het pleon. Het zijn snelle renners. De flagel van de antenne bestaat uit een onduidelijk aantal te onderscheiden leedjes. Het oog bestaat uit één grote uitpuilende ocellus. Dit is het beste kenmerk om Trichoniscus-soorten van Oeverpissebedden te onderscheiden. Bij microscopisch onderzoek is de penis van het mannetje kenmerkend. De mannetjes (en sommige vrouwtjes) hebben een duidelijke haak op het zevende pootpaar. 4 – 6 mm.
Habitat:
Oeverpissebed is algemeen langs rivieren in het binnenland, zoals Demer, Dijle, Maas, …. In de buurt van rivieren kan de soort ook langs kleinere beken en greppels gevonden worden in of langs bossen. In mindere mate komt Oeverpissebed voor in open landschap, in niet beboste rivier- of beekvalleien en in graslanden. Van alle inheemse soorten kan de Oeverpissebed het best tegen overstroming. Ze kan verschillende dagen onder water overleven. In zeldzame gevallen komt de soort middenin loofbos zonder nabijheid van stromend water voor. Daarnaast is de soort algemeen in bebouwde omgevingen en kan dan zowat in het hele land opduiken. Het belangrijkste habitat in bebouwde omgeving voor deze soort lijken kerkhoven te zijn, wat doet vermoeden dat deze gemakkelijk meelift met menselijke activiteiten. Daarnaast wordt Oeverpissebed ook gevonden aan de oevers van beken en rivieren in dorps- en stadskernen. Waar de soort aangetroffen wordt, is ze quasi altijd talrijk aanwezig.
Verspreiding in België:
Algemeen in het centrum en oosten van het land, elders zeldzaam.
EN:
Common in the centre and east of the country, rare elsewhere. Typical species of larger inland rivers, and flood areas. Also anthropogenic, common on graveyards. Since its relatively recent discovery but already large distribution area, it could be assumed that the species is spreading along rivers and via human transportation of materials.
FR:
Commun dans le centre et l’est du pays, rare ailleurs. Espèce typique des grandes rivières et des zones inondables. Également anthropique, commun dans les cimetières. Son aire de répartition déjà vaste compte tenu de sa découverte relativement récente laisse supposer une propagation de l’espèce le long des rivières et via le transport de matériaux.
Verspreiding in buurlanden:
De soort komt voor in Centraal- en Oost-Europa. Oeverpissebed bereikt de westgrens van zijn verspreiding in Nederland, België en Centraal-Frankrijk.
Literatuur:
Vandel (1960, 1962), Gruner (1966), Berg & Wijnhoven (1997), Lock & Vanacker (1999).