Porcellium conspersum
Nederlandse naam: Kleine gaper
Beschrijving:
Kleine gaper is een grijze, licht- of donkerbruine pissebed met vaak een donkere kop. Het lichaam is gewelfd. De antenneflagel is tweeledig waarbij het tweede lid duidelijk langer is dan het eerste. Het telson is heel karakteristiek met relatief parallelle zijranden en een breed afgeronde top. De uropoden zijn kort, maar niet stomp zoals bij Armadillidium-soorten, en steken weinig voorbij het telson. In het veld zijn duidelijk vijf paar pleopodale longen aanwezig. De soort sluit zich in opgerolde toestand nooit tot een volledig bolletje. Hieraan dankt de soort ook haar naam. In tegenstelling tot de oprolpissebedden plooit Kleine gaper in opgerolde toestand de antennen naar buiten over de kop en het lichaam. De kop heeft een puntige frontale driehoek tussen de ogen en twee laterale lobben. 6 – 9 mm.
Habitat:
Kleine gaper komt in hoofdzaak voor nabij de oevers van beken in loofbossen. Ook aan beboste oevers van beken en rivieren in meer open landschap kan de soort gevonden worden. De loofboomsoort lijkt niet zoveel uit te maken, naast de klassieke eikenbossen en eiken-beukenbossen werden bijvoorbeeld ook wilg, berk en zwarte els vastgesteld als de voornaamste boomsoort op een vindplaats van Kleine gaper. De soort lijkt zich ook te handhaven langsheen vochtige beken in naaldbossen en in erg zure omstandigheden. In dit habitat is het vaak de dominante soort samen met Buispissebed. Komt niet voor in antropogeen habitat. Het best te inventariseren door strooisel te zeven in de buurt van beekjes of laagtes in bos, maar ook via bodemvallen.
Verspreiding in België:
Algemeen ten zuiden van Samber en Maas. Komt niet voor in de rest van het land.
EN
A species that is common in broadleaf forests in the South and East of the country (south of the rivers Sambre and Meuse), but absent elsewhere. It prefers humid areas close to rivers and smaller streams. Not under anthropogenic circumstances.
FR
Espèce commune des forêts de feuillus au sud du sillon Sambre-et-Meuse, mais absente ailleurs. Préfère les zones humides à proximité des cours d’eau. Absent en milieu anthropique.
Verspreiding in buurlanden:
Een centraal-Europese soort die bij ons haar westelijke verspreidingsgrens bereikt.
Literatuur:
Vandel (1960, 1962), Gruner (1966), Berg & Wijnhoven (1997).