Trichoniscus pygmaeus
Nederlandse naam: Wit drieoogje
Beschrijving:
Wit drieoogje is een erg kleine, witte pissebed met een oog dat bestaat uit drie zwarte ocelli die een driehoek vormen. De kleur varieert enigszins van bijna geheel wit, crèmewit tot rozig en oranje. Het lichaam is relatief glad met miniscule stekeltjes, maar nooit met knobbeltjes zoals bij Trichoniscoides-soorten. Het darmkanaal schijnt bijna altijd door als een zwarte lengtestreep. Links en rechts van het darmkanaal liggen verspreid witte heldere vlekken. Hierdoor lijkt het Wit drieoogje ook wel op juvenielen van het Juweeltje. De individuele ocelli liggen dicht bij elkaar. Wit drieoogje kan makkelijk verward worden met juvenielen van andere Trichoniscus-soorten en in het veld ook met Trichoniscoides-soorten. Het is daarom belangrijk om volwassen exemplaren te verzamelen en microscopisch te controleren. 1,7 – 2,5 mm.
Habitat:
Wit drieoogje is een bodembewonende soort die in de zomermaanden bij droogte dieper in de grond wegkruipt. De soort komt in een grote verscheidenheid aan habitats voor, zowel in loofbos, open landschap als bebouwde omgeving. Zowel in loofbossen als in open landschap wordt de soort regelmatig aan de oever van beekjes en greppels gevonden maar hij kan evengoed zonder directe nabijheid van stromend water aangetroffen worden. In de Ardennen en Lorraine komt Wit drieoogje in hoofdzaak in bebouwde omgeving voor, in de overige regio’s zit de soort verspreid over verschillend habitat. In bebouwde omgeving wordt Wit drieoogje gevonden op kerkhoven, in oude steengroeves, tuinen, parken en wegbermen. Wit drieoogje kan gevonden worden door half ingegraven stenen om te draaien of onder vochtig hout en planken te zoeken. Ook het zeven van strooisel en aarde in geschikt habitat kan makkelijk waarnemingen opleveren.
Verspreiding in België:
Een vrij algemene soort doorheen het hele land.
EN:
Rather common throughout the country. A soil dwelling species from both deciduous forest as well as open habitat like grasslands, river and ditch edges and roadside verges. Very often in anthropogenic habitat like graveyards and gardens. In the south of the country, the species occurs mainly in anthropogenic sites.
FR:
Relativement commun dans tout le pays. Vit dans le sol tant dans les forêts de feuillus que dans des habitats ouverts: prairies et bord des rivières, des fossés et des routes. Très souvent présent dans des milieux anthropiques comme les cimetières et les jardins. Dans le sud du pays, l’espèce se rencontre d’ailleurs principalement dans de tels milieux.
Verspreiding in buurlanden:
Een hoofdzakelijk Europese soort die ook voorkomt in Noord-Afrika en geïntroduceerd is in Noord-Amerika.
Literatuur:
Vandel (1960, 1962), Gruner (1966), Hopkin (1991), Berg & Wijnhoven (1997).