Porcellio spinicornis
Nederlandse naam: Zwartkoppissebed
Beschrijving:
De Zwartkoppissebed kan onmiddellijk herkend worden aan de matzwarte kop die heel vaak duidelijk contrasteert met het overwegend licht gekleurde pereion. Ook het centrale deel van het pleon is opvallend donker gekleurd. Over het lichaam loopt een donkere lijn die geflankeerd is door twee rijen felgele vlekken. De flagel van de antenne telt twee delen waarvan het eerste deel langer is dan het tweede. Op het derde antennelid staat een doorn. De frontale lob op de kop is halfcirkelvormig en gaat in een scherpe hoek over in de zeer uitgesproken laterale lobben. Twee paar pleopodale longen. Bij microscopisch onderzoek is het eerste pleopodenpaar van het mannetje kenmerkend. 9 – 14 mm.
Habitat:
Zwartkoppissebed wordt nagenoeg enkel in bebouwde omgevingen gevonden. Het is een warmte- en kalkminnende soort die vooral in en rond oude muren en oude gebouwen leeft. Overdag trekt de soort zich terug in spleten en voegen. Ook op kerkhoven is de soort bijna altijd te vinden. Bij oude boerderijen en in tuinen kan de soort gevonden worden tussen steenhopen die al geruime tijd onaangeroerd bleven. Net zoals Ruwe pissebed wordt Zwartkoppissebed ook binnenshuis aangetroffen. Er zijn zeldzame waarnemingen van Zwartkoppissebed op dode bomen en op natuurlijke rotsformaties, maar het is onduidelijk of de soort effectief kan overleven in deze meer natuurlijke biotopen. Vaak is bij deze waarnemingen bebouwing nooit ver af. De soort is het best visueel te zoeken door voegen van oude muren los te peuteren of stenen op te heffen. Een goede techniek is om ’s nachts muren af te speuren als de dieren foerageren. Ze zijn dan heel makkelijk, vaak in gezelschap van Ruwe pissebed, waar te nemen.
Verspreiding in België:
Zeer algemeen doorheen het hele land.
EN
Very common throughout the country. In Belgium, almost exclusively under anthropogenic circumstances. A warm adapted species that can commonly be found on old walls and buildings, graveyards and farms. Also in gardens between old stone heaps and frequently found inside buildings.
FR
Très commun dans tout le pays. En Belgique, presque exclusivement en milieu anthropique. Espèce adaptée à la chaleur que l’on trouve couramment sur les vieux murs et bâtiments, dans les cimetières et les fermes. Également dans les jardins entre les vieux tas de pierre. Fréquemment trouvé à l’intérieur des bâtiments.
Verspreiding in buurlanden:
Noord- en Centraal-Europese soort. Geïntroduceerd in Noord-Europa.
Literatuur:
Vandel (1960, 1962), Gruner (1966), Hopkin (1991), Berg & Wijnhoven (1997).